2884820 vlg. GHTS veronderstelt polemisch gebruik
"HET DIDACTISCHE",
WAT BETEKENT DÀT DE MÈNS 'T WEL DEGELIJK KÀN,
MAAR MEESTAL IN FEITE [NOG] NIET ÈCHT [GOED] DOET, MISSCHIEN ÀLTÍJD
WEL WEER FAALT [ZO NU EN DAN], MAAR NÍET NOODLOTTIG? DIE 'USUS TERTIUS'
IS DÙS AL ÉIGENLIJK GÉÉN 'DÈRDE' GEBRUIK meer v/d wèt, maar JÚIST
't àlleréérste èn
àlbehéérsende!
't Gebòd
(dé wèg) wìl òpgevolgd worden
& de MENSCH vríjmaken tòt dienstvaardigheid èn liefde. Ook hier
kunnen & moeten we van 'de genade leven', maar mógen & kùnnen àl met àl nú zó ook steeds weer ahw. 'opnieuw
beginnen' [zie ook Wim kan uithuilen èn opníeuw beginnen!]: politiek gebruik waar we 't al eerder vaker over
is óók afgeleid v/h didactische? 't Politiek gebruik ZÓU, als we in 't didactische niet faalden,
overbodig kunnen
zijn.....
Dàt ìs ìn
de maatschappij gelukkig [idealiter] óók zó:
de mensen zijn gehoorzaam omdat ze ervoor kíezen òm 't te zijn;
we hebben deze normering verinnerlijkt! Dé Geméénschap hóudt immers àlléén stànd
àls er voldoende vàn déze MENSCHEN zíjn? 't Dóet er niet toe òf je dan ook al of niet 'christen' bent.
Maar helemaal totaal overbodig ìs bedreiging mèt STRÀF, dwang & desnoods zelfs 'geweld' in feite niet
want soms MÓET 't minimum aan fatsoen ìn de samenleving afgedwòngen worden! Zodat we wel
móeten zeggen: zelfs voor christenen is 't góed dàt er justitie & politie ìs? En óók zij/híj
ìs níet ìmmer blindelings te vertrouwen,
wàt wijzèlf àl te zéér óók
weten/meemaken...
We moeten daarom
ook natuurlijk blijven zien & goed tot ons láten doordringen,
dat 't didactisch gebod van wetten & regels niet alleen maar zg. 'christenen' aangaat
maar ook 'niet-christenen': zíj zíjn àltíjd médebedóeld
èn médegeróepen, of ze dat nu
erkennen of
niet....
Dé conclusie
moet dus zijn:
't gaat niet áán de bergveldredes te beperken
tot 't elenchtisch polemische; want zij wìl ons niet overtuigen vàn
'n ten diepst noodlottig & tragikomisch fálen, maar ons juist òproepen tòt dáádwèrkelijk
NÁVOLGEN van de Masjiach! WÈL degelijk veronderstelt ze dàt òns dàt nóóit gehéél en àl ZÀL gaan blijven lùkken,
maar deze wereld èn haar begéren zíjn duidelijk al aanwezig in al deze teksten & gelijkenissen/parabels! YÈSJ wéét wel degelijk
hóe zwàk wij zíjn, maar Laar díe zwakheid níet vantevoren al volkomen meegelden
àls 'n eeuwig gèldend 'afdoende'
excuus!
Want dàt ìs
dé ironíe vàn 'n tragikomisch
schuldbewustzijn, dàt 't juist ontslaat vàn 'n erkènning
v/h féitelijk fálen: 'n onvermijdelijk fálen ìs immers principieel èn nóódlòttig? Yesj wil evenwel
nagevolgd worden door dood gewóne mensen, die vaak zùllen mislukken,
maar die steeds opnieuw opgeroepen worden het
tòch wáár te maken!
Kijk myDi er
maar op
na?
Asih, man, 80 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende