55bfotsodotnot ach weh hoe eenzaam zit zij neer ~~
DE ÉÉNS
ZÓ LÉVENDIGE STAD!
'n Weduwe is ze geworden,
Zij die ooit groot was onder de volken,
De vorstin van de gewesten is vervallen tot slavernij!
Heel de nacht weent zij, haar wangen zijn nàt van tranen!
Er is niemand meer die haar nog troost, niemand van haar vele minnaars;
Geen vriend bleef haar trouw, allen zijn Háár vijandig gezind? (1:1-2)
Àch, hoe hult de Heer G d in zijn toorn Tsion in donkere wolken!
Híj heeft vanuit de hemel Israëls luister ter aarde geworpen, hij zag op de dag
van zijn toorn niet meer om naar zijn voetenbank?! (2:1)
Àch, hoe heeft het goud zijn glans verloren, het zuivere goud is kleurloos geworden;
Het heilig gesteente ligt uitgestrooid op elke straathoek! Hèt edele volk van Tsion, kostbaarder
Dan het fijnste goud ~ àch, alles is niets meer waard dan 'n aarden kruik, dan pottenbakkerswerk!? (4:1-2)
Hier lijkt weer zo'n ooggetuige aan 't woord te zijn, die al die verschrikkelijke beelden van de verwoeste stad & de onteerde Tèmpel òp z'n netvlies gebrand heeft staan: in dit klaagboek wordt een direct verband gelegd tussen wat stad & volk overkomen is & hun ontrouw 'aan g ds geboden' & de catastrofe die 'n 'straf van g d' is?! Tegelijk roept de dichter òp tòt bezinning, inkeer & hernieuwd vertrouwen in g d, die wel degelijk van 'zijn geliefde volk' blíjft houden èn het nieuwe kansen ZÀL géven! Waar & wanneer ook op aarde?
Asih, man, 80 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende