flgd70 Toenadering tussen "goddelijk & menselijk"?
Er was dus sprake van een ontwikkeling waarbij religie individueler beleefd werd & waarbij de affectieve aspecten van die beleving ook al veel sterker & inniger werden: God (of 'de goden'

stond nu dìchter bij de mensen èn de líefde ging zo uiteindelijk vóór dé Wèt!
Deze behoefte om 't 'goddelijke' te ervaren leidde ertoe dat 't menselijke & 't goddelijke naar elkaar toe groeiden?
Dat was al heel duidelijk in 't jodendom, waar de idee van 'n barmhartige G d, die zijn gelovigen ná staat, in de latere teksten zo ook steeds meer nadruk kreeg èn uiteindelijk leiden kon tot de boodschap van Yesj: liefde kàn niet ànders dàn 'de wet overstijgen'! In díe tijd verbreidde zich 't begrip "G DS GENADE", want 'de mannen & vrouwen die zo'n inwijdingsritueel ondergingen' betoogden dàt ze de genade g ds of die v/d goden in 't diepst van hun wézen ervóeren.
"G d sprak" tot 't hàrt van 'alle gelovigen' èn eeníeder kòn Hèm/Háár/Hët voortaan in z'n hàrt 'blíjven ontmoeten': g d was nu voortaan niet meer 'gewoon in de hémel', maar 'in míj'! "Hij" (zij/het) mòcht dan wel transcendent zijn èn "mij" niet ÈCHT 'nodig' hebben om "te kùnnen voortbestaan", maar tegelijkertijd ontmoette ÌK "HÈM/HÁÁR/HÈT" ìn "mij"? Dat heet 'de goddelijke immanentie'!
Immanentie & 'pantheïsme'? G d heeft aldus gezien twee hoofdaspecten: transcendentie èn immanentie! 't Transcendente aspect is dan 'n uitdrukking vàn zíjn fundamentele "ÀNDERS-ZÍJN"; 'hij' ìs dé 'Volstrekte Ànder", over wíe ÌK níets zèggen kàn?! "Hij" die volkomen verschilt van dit 'mij' èn àllàng vóór mij bestònd, aangezien 'hij' míj 'geschapen' heeft & 'dóen ontstaan'!? 't Immanente aspect impliceert dàt G d òf hèt 'goddelijke' ìn 'míj' aanwezig is, 'ìn míjn hàrt', maar óók 'ìn de wereld'!
't Concept v/d goddelijke IMMANENTIE heeft zo dus ook hoogst-waarschijnlijk in ieder geval wèl méde geleid tot 't zogenaamd 'pantheïsme': "G d vàlt SÁMEN mèt 'de wereld'; 't pantheïsme sluit dàn transcendentie úit & geeft uitdrukking áán 'n 'radicale immanentie': "G d" bestaat níet 'búiten' de wereld & hééft deze 'niet geschapen'; g d ìs óveràl aanwezig: ìn de planten & de bómen èn ìn òns!
't Is 'n onpersoonlijke "g d", die niet lòs v/d natuur kàn worden gezien! De monotheïstische godsdiensten verwerpen de idee van 'n volslagen immanente god èn tràchten 'n evenwicht te bewaren tùssen tràns-cendentie èn immanentie! G d ìs dé "Gàns Àndere", die wij kunnen aanbidden, vereren & vrezen, maar tegelijkertijd ìs "hij/zij/het" óók ìn alles 'aanwezig' èn ontmóeten we 'haar/hem/het' ìn òns hàrt.
Waarvan akte. De ouwe Mòr doet slechts verslag van wat hij alhier dag en nacht tegenkomt.
Asih, man, 80 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende