27382 v/d regen i/d drup & van kwaad tot nog erger

'n Jaar na zijn bevestiging verscheen ds. Jan Kuipers naam in de stukken van de classis Harderwijk. 'n Gemeentelid tekende bezwaar aan tegen de weigering van deze predikant 'n kind van hem te dopen. Hier was naar 't oordeel van de dominee sprake van een te vroeg geboren kind, dat wilde zeggen binnen 9 maanden na de sluiting van 't huwelijk, en derhalve diende de vader eerst schuld te bekennen.

Een uitgebreide correspondentie tussen classis & kerkenraad volgde hierop. De discussie ging vooral over de vraag of er sprake was van 'n "te vroeg geboren kind". De vroedvrouw weigerde dit op schrift te stellen, zíj was niet bij de geboorte aanwezig geweest & deed nu 'n beroep op haar geheimhoudingsplicht. 't Leek erop dat 't betrokken gemeentelid zich uiteindelijk bij 't besluit v/d kerkenraad neerlegde, echter niet zonder met 'n nieuwe beschuldiging aan 't adres v/d kerkenraad te komen: 'n gescheiden man nam deel aan 't avondmaal...

Echtbrekers hoorden niet aan het avondmaal. En passant deelde hij nog mee dat het avondmaalsformulier diende te worden afgeschaft.

De kerkenraad was zeer verbolgen over 't betrokken gemeentelid, zíj voelde zich gepasseerd omdat dit gemeentelid zich direct tot de classis gewend had. Inmiddels werd de dominee door de brievengaarder persoonlijk op de hoogte gehouden van de brieven die in het onderhavige geval verzonden werden. En medio 1881 brak er alweer een nieuw conflict uit. Híer waren deze predikant en zijn vrouw wel zeer nauw bij betrokken. Mevrouw Kuiper richtte zich schriftelijk tot het kerklijk & gemeenteontvanger E.J. van Bronkhorst, van wie zij ten onrechte aannam dat hij kerkenraadslid was, naar aanleiding van een gerucht dat zij met haar hoofd tegen een muur gevallen is?!!

Zij schreef dat hier geen sprake van was, doch dat zij door haar man was mishandeld! Ook nu gingen er, buiten de kerkenraad òm weer klachten naar de classis. Zowel Van Bronkhorst, als de consulent ds. Bax uit Doornspijk & de ring van predikanten schreven brieven naar de classis. Die vroeg de kerkenraad op 10 september 1881 om opheldering. Nog vóór de classis 'n onderzoek instelde, richtten nu nògmaals 24 gemeenteleden zich tot de classis met het verzoek deze aangelegenheid in onderzoek te nemen.