correspondentie tussen de keizer & zijn gouverneur
Visies van Romeinen op christenen; uit de brief van Plinius, gouverneur van Bythynië, aan TRAJANUS: 'HET IS MIJN GEWOONTE, Héér en Keizer, om alle kwesties waarover ik in twijfel verkeer, aan Ú voor te leggen! Want wíe kàn míj béter dan ú léiding geven als ik in verlegenheid verkeer, òf mij vóórlichten als ik omtrent de één of andere zaak ònwétend ben? Aan nasporingen aangaande christenen heb ik nooit deelgenomen; daarom is míj ònbekènd WÀT precíes de misdaad is die gewoonlijk bestraft wordt, òf wèlke concessies er gedaan worden!
Zo heb ik ook geen geringe onzekerheid over de vraag of er onderscheid gemaakt wordt in de leeftijd van christenen! Óók kan ik dus niet weten of zij die slechts in lichte mate overtredingen begaan hebben op dezelfde wijze behandeld worden als zij wier vergrijp zwaarder is?!
Voorts is 't mij onbekend of aan iemand die berouw heeft vergiffenis geschonken wordt, & of in geval van 'n ex-christen 't wellicht vóór hem pleit dat hij nú géén christen meer is! (...) Intussen heb ik met betrekking tot hen die voor mij geleid zijn geworden onder beschuldiging dàt ze christenen waren de vòlgende gedragslijn gevolgd: ik vroeg hen òf zij christenen waren èn òf zíj hùn misdaden gekènden!
Dìt vroeg ik hen dan ook voor 'n tweede & voor 'n derde maal & wel onder bedréiging met straf! Àls zij dàn nu nog niet toegaven liet ik ze terechtstellen, want 't was voor mij geen vraag dat in íeder geval, ònverschìllig WÀT ze toegaven, hardnek-kigheid èn stàrre perversiteit immers bestraft móeten worden? Óók waren er anderen wier verstand hen zó in de steek gelaten had, maar die ik genoteerd heb om naar Rome gezonden te worden, omdat 't Romeinse burgers waren!
Zoals vaak 't geval is, was alleen alreeds de omstandigheid dàt er áándacht a/d beschùldiging geschònken werd, er de oorzaak van dat er al spoedig méér beschuldigingen loskwamen; er deden zich bescheidene dúidelijke gevallen vóór! Er werd 'n niet-ondertekende lijst aangeboden met vele namen van zg. 'christenen'! Wat betreft hen die zeiden dat ze géén christenen waren èn dàt ze dit ook nog nooit geweest waren, vond ik het 't best om ze vrij te laten: zij zeiden tot de goden 'n gebed op dat Ìk aan hèn dicteerde; ze deden een smeekgebed voor ÚW standbeeld, brandden wierook & plengden wijn daarvoor!
't Bééld had ik mèt andere godenbeelden opzettelijk mèt dìt DÓEL ìn de gerèchtszaal laten plaatsen! Bovendien vervloekten zij Christus, & mèt elkaar zíjn dìt dingen waartóe, zo zègt men, èchte christenen níet gebracht kùnnen worden òm te dóen! [...] WVV
Asih, man, 80 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende