'DE
DIEPTEN G DS'
GEPEILD KÙNNEN WORDEN,
EN DAT G DS TRANSCENDENTIE
VERSTAAN KÀN WORDEN DOOR SIMPELWEG
DE DIEPTEN VAN DE ZIEL VAN IEDER MENS
AFZONDERLIJK TE DOORZOEKEN!
'G DS
VÒLHEID' ONTMOETEN
WIJ ALLEEN 'tùssen mènsch & mènsch',
wànt híj/zij/HÈT ÌS ìmmers LÍEFDE?
DÌT ÌS WÁÁR HÈT OPAANKOMT
IN DIE HÉLE HEBREEUWSCHE PROFETISCHE TRADITIE:
àlléén maar in het 'gehóór géven áán' èn 'gehóórzaam zijn áán de nááste' kùnnen 'de geboden
van G d' gehóórd èn gekènd wòrden! Dit is ook de verblijdende boodschap samengevat in een passage
die JR telkens weer opsloeg, in het boek van Yirmeyahoe 22:15, waar de profeet Yoyakim, de zoon van YOSJIA,
toespreekt: "JOUW VÁDER, HÉÉFT HÍJ NIET GEGÉTEN ÈN GEDRÒNKEN ÈN RÈCHT ÈN GERÈCHTIGHEID GEDÁÁN?
Tóen ging het hèm wèl! Híj dééd de èllèndige èn àrme rècht wedervaren; tóen ging het hem wèl! ÌS DÀT NÍET
MÍJ (H)ERKÈNNEN? LUIDT HET WOORD DES HÉREN!" G d, dé ònvoorwaardelijke, láát zich slechts vínden ìn,
mèt èn ònder de dóór àllerlei voorwaarden bepèrkte verhoudingen vàn dìt LÉVEN: wànt HIJ/zij/het ÌS
DÁÁRVAN DE DIEPTE, HOOGTE, BREEDTE EN UITEINDELIJKE BETÉKENIS (DÉ ÓÓRSPRONG ÈN
HÈT DÓEL ÒNDERWÈG)! 'n Typisch specifiek joods-christelijke úitbeelding híervan kunnen we
dan ook keer op keer vìnden in de úiterst éénvóudige parabel/gelijkenis van bv. De Schapen
& De Bokken (MAT 25:31-46)? CHRISTOS, de gezalfde/Masjiach, kàn àlléén maar worden
GEVÒNDEN & ONTMOET OMDAT HIJ/zij/'t òns zóekt, of men hem/hèn nu aanvaarden
ofwel verwerpen wil, ìn 'de mìnste vàn zijn broeders & zusters/kinderen'! 'DE ZÓÓN
DES MENSCHEN' kàn àlléén gekènd worden in onvoorwaardelijke relatie tot de zoon
des mensen, tot hèm (haar/hèt) díe níet ànders òp òns appelleren kàn dàn op grònd vàn
ons gemeenschappelijk mènszijn! 't Énige criterium bíj die 'beoordeling' òf íemand G d 'gekènd hééft'
ÌS dé vráág: "HOE DÍEP HÈB JÍJ LÌEFGEHÀD?", wànt 1 YOH 4:
- "WIE NÍET LÍEFHÉÉFT KÈNT G D NÍET,
WÀNT G D ÌS LÍEFDE!" Dit is precies wat bij Dietrich Bonhoeffer aansluit óver 'n 'niet-religieus' verstaan van G d?!
Want déze beslissende èn zéér ìndrìngende vráág heeft niets te máken met 'religie'! ZIJ VERONDERSTÈLT
DÀT ÒNS EEUWIG HEIL NÍET VAN IETS SPECIFIEK RELIGIEUS ÀFHANGT! De ontmóeting met 'die mensen-(goden)
Zonen/Dochters & Kinderen' wordt geschilderd in eenvoudige duidelijke essentiële termen van een volmaakt wéreldse zòrg voor voedsel, water, behuizing/onderdak, ziekenhuizen & gevangenissen, kampen & kazernes, veeteelt, land- & tuinbouw, nèt zoals ook al Yirmeyahoe i/d Spiltijd vroeger & elders ook die 'kennis van g d' gedefinieerd heeft in termen van rècht laten wedervaren aan de armen en behoeftigen waar & wanneer dan ook? Macmurray had gelijk toen ook hij zei (THE clue to history: only one way left!): "DE GROTE BIJDRAGE V/D HEBREEËR A/D RELIGIE BESTOND VOORAL DAARIN DAT HIJ HAAR ÀFSCHAFTE"! De (op)rèchte 'verhouding
tot g d' hing àf van niets religieus: de religie kon daarvoor voortaan juist zelfs hèt allergrootste
obstakel zijn i.v.m. 't nationalisme & het sektarisme;
leven op aarde is 'n kwestie van samenspel
tussen de elementen, planten,
dieren, mensen &
hun diverse
milieus.