ÍEDER ÁÁN 
OM ZICH MET 
ZIJN GEWETEN TE BERADEN 
OVER WÀT HEM TE DÓEN STOND 
NÚ ÈR ZÙLKE ZWÁRE BEDREIGINGEN 
WAREN GEÙIT TÉGEN DE HÉLE GEMEENTE! ´n Man die de nacht van de aanslag spóórwàcht had gehad
 en mensen had zíen lopen, vroeg aan de dominee òf híj dàt móest gaan zèggen?
 Holland meende dat dìt níets òm ´t lijf had & adviseerde hem ´t maar níet te doen! Toen kwam er
 wéér iemand voor de lessenaar met de mededeling:
 DAT ER ÒP DÀT OGENBLIK
 ÓVER ÒNS LÒT BESLIST 
WÈRD! ÈN DAT ER 
STRAKS 
EEN OFFICIER 
ZOU KOMEN ÒM 
TE ZÈGGEN, WÀT ER 
MÈT ÒNS ZOU GAAN GEBEUREN? 
DE SPANNING STEEG MÈT DE MINÚÚT! [...] 
DÁÁR KWAM ÌN ÀL Z´N WÁÁRDIGHEID ´N DUITS OFFICIER
ÁÁNSTÀPPEN MÈT DEZELFDE POLITIEAGENT ALS
DE VÓRIGE DAG! HIJ GING ACHTERÌN DE KERK
STAAN ZODAT WIJ HÈM NÍET KONDEN ZIEN?
ADEMLOZE STILTE HEERSTE ER IN
HET GEBOUW
...
Fullriede 
was dìt keer
níet bij de kansel 
gaan staan, maar bóven òp de galerij!
Naast hem stond Otten, die vertaalde wàt de Oberst zei!
De vrouw van dominee De Jager vertelde: ¨NADAT HIJ EEN HELE TIJD GELEZEN HÀD,
LAS HIJ VÓÓR, DÀT WÍJ ÀLLEMÁÁL ÚIT DE KÈRK MÒCHTEN, DAT WIJ 
ÒM VÍER ÚÚR ÚIT PUTTEN MOESTEN ZIJN, WÀNT PÙTTEN 
ZOU VERBRAND WORDEN!¨
Fullriedes verklaring 
slóeg ìn 
àls een 
bòm! 
´De 
kerk was vòl 
van óóóóóóó-geroep!´
schreef Geertje Vos. ´De mensen waren 
niet meer tot bedaren te krijgen!´ Hòlland zàg hóe de stèmming
òmgeslagen was in een ´sauve-qui-peut´!
Zuster Heystek vertelde:
¨HET MOMENT,
DAT IK DIT ALLES HÓÓRDE,
ZAL IK NÓÓIT VERGETEN! IK HAD HET GEVOEL, 
DAT DE GROND ÒNDER ME WÈGVÍEL, HET WÀS ZÓÓ VERSCHRÌKKELIJK ÌNÉÉNS! 
DE MÀNNEN WÈG, PUTTEN VERBRAND, AL DIE ANGSTIGE VROUWEN EN KINDEREN! [...]
ÌK DÀCHT ÁÁN NÍETS MÉÉR ÈN WÌLDE MÁÁR ÉÉN DÌNG: WÈG ÚIT DE KÈRK! ÌK RÈNDE WÈG, 
DE KERKDEUR ÚIT, IK VOND TOEVALLIG HET MEISJE DAT MIJN FIETS HAD GELEEND,
VÒND ÓÓK TOEVÀLLIG MIJN FÍETS NOG
EN BÈN ZÓÓ MAAR MÈTÉÉN
NAAR HUIS GEFIETST!¨
Het 
was warm 
wéér toen de mannen 
die maandagmiddag werden weggevoerd!
´Ze hadden allen hun zomerkleren nog áán! Wàt móest dàt wòrden? Het ging de winter tegemoet!´
schreef Geertje Vos, wier zwager bij de weggevoerden hoorde. 
Boreel van kasteel Oldenaller had hèm overigens 
nog op het nìppertje zijn jas 
kunnen méégeven tegen
de komende 
kou!
