38707dc26YesjWist Niet Wáár Ze Yehuda de Galileeër
        
VERBORGEN HADDEN, 
maar toen Sjim’on hen hoog de heuvels in leidde via nauwe paadjes 
die nauwelijks te zien waren in ‘t bedrieglijk maanlicht, 
was hij niet verbaasd. 
Jóden rebelleerden alweer enkele generaties lang: 
daarvoor hadden de onbegaanbare heuvels ‘n schúilplaats geboden aan smokkelaars 
met hun wijnvoorraden uit Cyprus, purperverf uit Tyrus & allerlei andere goederen waarop 
de Romeinen ‘n buitensporig hoge belasting hieven! Terwijl ze liepen rook hij de harsachtige bomen. 
Zijn oren waren scherp genoeg om te horen hoe gejaagde voeten gealarmeerd halt hielden 
toen de drie mannen passeerden. Lòs puin maakte ‘t lastig te lopen. Ya’akov verloor 
steeds weer z’n evenwicht & Yesjoe 
moest hem elke keer opvangen. 
Sjim’on keek af en toe achterom. ‘Gaat alles goed daar?’
 Ya’akov knikte. Hij wilde zich groot houden & vroeg hen niet om langzamer te lopen.
Sjim’on was zó zéker van zijn weg, dat Yesjoea begreep dat hij en Ya’akov naar ‘n permanente schuil-
plaats geleid werden & niet naar een tijdelijk onderkomen. Dat betekende een gròt, want de Romeinen konden elk bovengronds bouwsel wel opsporen?! MÈT ‘n uitgebreid netwerk van spionnen & soldáten konden ze opstanden al heel goed bestrijden!? Maar de grotten waren ‘n andere kwestie; in de heuvels zijn er nu eenmaal ontelbare & ook nog eens òndergronds. Yehosjoea vroeg zich àf of hij 
wellicht langs ‘n dergelijke grot gelopen was op één van zijn vele zwerftochten, 
zonder te ontdekken wat het was ~~~~
In Natseret, het dorp waar hij vandaan kwam, 
woonden twee soorten mensen; de mensen van de wegen & van de bergen. 
Dat wil zeggen zij die reisden & hen die thuisbleven. Wie graan plantte, zijn schapen er hoedde 
of olijfbomen hield was altijd in de bergen. {Reizigers die de besneeuwde toppen van Levanon al hadden gezien, keken neer op de ‘bèrgen’ van Galilea. Ze beschouwden ze eerder 
als heuvels, maar ze waren wel degelijk hoog 
& koud in de winter.} 
Kortom: 
dit alles op de grens van zee & woestijn, 
overvloed & schaarste, landbouw & veeteelt, visserij & stadstaatjes. 
Sinds Adam & Eva met tranen & weeklagen uit G ds paradijselijke Tuin verdréven waren 
door ontucht & ongehoorzaamheid, móest ‘de mènsch’ 
keihard werken in het zweet zijns aanschijns? 
Hun G d had dit geëist 
als boetedoening. 
De ‘mensen van de Weg’ 
vormden een kleine minderheid. 
Zij liepen van stad tot stad & námen onderweg
àl het werk aan dat ze 
konden krijgen!!
 
    
    
    Asih, man, 80 jaar
 
 
 
        Log in om een reactie te plaatsen.
 
        vorige
    volgende