OP DE BINNENPLAATS BIJ DE FONTEIN 
SLOTEN CHOESAS EN YOCHANNAH HUN ZOONTJE IN HUN ARMEN! 
SAMEN HUILDEN ZE & PREZEN DE ALLERHOOGSTE! HET LICHT VAN DE FÀKKELS 
leek nòg fèller te schijnen, toen Choesas BÓ in zijn armen nam en zijn gezichtje kuste. Miryam, 
Marcus & Carta stonden op een afstand en keken weifelend toe. Zij waren buitenstaanders, getuigen van het wonder, maar ergens niet in staat te bevatten wàt dit allemaal betekende?! Miryam voelde Marcus’ door-dringende blik vol verdriet, Verlàngen èn... iets anders. Spijt? Medelijden? 
Hij beroerde haar arm, maar ze negeerde hem en wendde zich af. Marcus Longinus 
had het rècht niet om medelijden met haar te hebben. Ze liep het huis uit. De wind 
speelde met heur haar, dat in haar gezicht sloeg. Er was storm op komst, die het 
Harpmeer zou opkloppen tot ‘n schuimende massa. Vanavond waren er geen 
lichten van vissersboten te zien, zoals ze ook geen lichtpuntje meer zag in 
haar omgang met Marcus. Hun relatie was verleden tijd. Door het donker 
liep ze naar het prieel. Het begon te regenen. De regendruppels tikten 
op de bladeren van de wijnrank. Marc liep achter haar aan naar het 
prieel, maar bleef buiten staan, zo-dat de aanwakkerende storm 
hem in alle hevigheid omringde. Ze stond verscholen 
in de schaduw. Hij riep haar toe: “MIRYAM! 
IK WIL DAT JE MET 
ME MEEGAAT!” 
