38649Yesj261De Rentmeester van Herodes Antipas was

GEWEND OM BEVELEN UIT TE DELEN.

Hij vroeg nooit gunsten van de Joodse pachtboeren, en hij verwachtte van hen ook geen vriendelijkheid.

Stèl dàt déze Leraar hèm zou àfwijzen? Kòn híj zómaar òm een wònder vrágen èn verwàchten dàt hèt zóu gebeuren? Choesas strompelde dichterbij. Ze bereikten de groep toehoorders. Marcus zàg dàt vélen hèn vijandig aankeken! Hij hield zich op de achtergrond...

Misschien had deze Yehosjoea wel een vreselijke hekel aan Romeinen en zou hij weigeren Choesas aan te spreken, als hij wìst dàt ze sámen gekómen waren? Marc liet Choesas alleen verder gaan...

De stèm van de rentmeester was schor van het vele stof. ¨Mijn Heer!¨ ... Hij viel Yesj nauwelijks hoorbaar in de rede. Tóen riep hij íets lúider over de hoofden van de mensen: ¨Mijn HEER! Wilt U mij hèlpen? Mijn zoon... mijn énige zóón... ligt op sterven!¨ ´n Afkeurend gemompel steeg òp uit de Menigte. Ze zagen het koninklijk Zégel van Herodes Antipas glinsteren aan de ketting om Choesas' hàls. Wèlk rècht hàd déze man, déze díenaar van Herodes, te hebben òm Yesjoea om ´n gùnst te vrágen? Zòndaar. Bedrieger.

Dàt zwíjn dàcht toch zéker níet dat Yèsjoe zíjn verzóek zóu ìnwìlligen? ´n Màn i/d Menigte schreeuwde naar Choesas: ´JÓUW MEESTER HEEFT YOCHANAN DE DÓPER ÒPGEPÀKT! JIJ HÈBT GÉÉN ÈNKEL RÈCHT DE RÀBBI OM EEN GÙNST TE VRAGEN!´ CHOESAS SCHREEUWDE NAAR YESJOEA: ´MIJN HEER! U BÈNT DÉ ÉNIGE DÍE MÍJ KÀN HÈLPEN!´

Uit liefde voor zijn zoon viel Choesas van zijn voetstuk. Niets of niemand ter wereld kòn de zoon van Herodes' rentmeester nog redden! Dàt maakte va hèm evengoed een arme man en een bedelaar!?

Yesjoea stond op en klopte het stof van zich àf. Met ´n gebaar & ´n blìk legde hij de vijandige menigte het zwijgen op. Choesas' woorden tuimelden nu over elkaar heen. Het kon hem niet schelen dat iedereen naar hem keek & dat zijn woorden ongetwijfeld overgebriefd zouden worden
aan Herodes Antipas.