Q&@
VAN VÈRRE NÁDEREN IN ZIJN BLINKENDE STRIJDWAGEN! Hij was een schaduw nog, een vage schim, toen ik al zàg dat het niet goed was?! Hoe bestond het dat YEHU zó tròts ÈN gróót in zíjn wágen stònd, àlsòf híj dé Kóning was, terwijl dé Kóning zèlf mismoedig naar zijn paarden staarde? Het gejuich wàs óórverdóvend, terwijl ÌK ìn het Stìlle Gàt van de wànhoop víel! Wàt wàs er met de koning aan de hànd? Hóe bestònd het dat híj, die zegevierend naar Sjomron tròk, alreeds verdòrd wàs nog vóórdàt hij de múren had aangeraakt? Een kìlle wóede greep me bij de keel, omdat ik de god der dòrheid meende te herkènnen ìn Achàvs vermóeide gestàlte...... Hij lééfde, ojah, hij leefde, maar de wòrm van de dóód vràt aan zijn hàrt! ÌK hèb maar één MÀN gekènd & híj was me 'n ráádsel! Zíjn àlle mannen raadsels? ÌK WÉÉT HÈT níet, maar zéker ìs dàt de líefde de raadsels níet verkleint, misschien zelfs vaker nog
eerder vergróót, want naarmate ik Achav pijnlijker liefhad, werd de mìst rondom zíjn onbegrijpelijke hart stééds dìkker.........
Ik stapte óver ìn zíjn stríjdwagen, ik kuste z'n hànden, die mij vriendelijk òphieven! ÌK kéék ìn zíjn ógen, maar 't wàs àlsòf ze gesluierd waren, want ze gáven zich níet blóót! Zó stònd ÌK náást Hèm, hòtsend op weg naar SAMARIYAH, terwijl 't VÒLK úitzìnnig schreeuwde!
Híj wàs vèr wèg, ik kon hem áánraken, maar níet beréiken?!! ÌK vóelde de splìnters van zíjn líefde stéken in míjn vèl!?
Ik ZÒCHT naar un àntwoord bij Yehu, die náást ons reed, maar ik zag op zíjn gezicht niets ànders dàn hàrde triòmf?
Voor 't eerst grijnsde hij brutaal naar MÍJ, toen hij me zàg! Hij zwaaide zelfs? ÌK legde mijn wànt tegen Achavs schouder
& beantwoordde Yehu's grijns zo verleidelijk als ik kòn, om hèm dáárméé te verplètteren, maar ik begreep niet dat ik tegen DÉZE man ut verkéérde wápen koos?! De dàg verstreek met gejuich, gezàng en offerandes met dànkzeggingen, waardoor we geen woord konden wisselen. Ik zag zijn dode ogen boven z'n protocollair glimlachende mond en ik DÀCHT dàt ÌK míjn verstànd verlíezen zou! Míjn Achav, dacht ik steeds, m'n dóde god! Ik zag hem slap in m'n armen liggen, àlsòf híj dódelijk verwònd was, terwijl hij rechtop naast me stònd!