Q&@ OOK AL WAS MERIBAÄL BIJ ME. Ik weet nog dat ik zòng, héél tréurig, met 'n íele stèm, túrend úit 'n venster. Achav was vaak wèg, op één of ànder slàgvèld, òf, àls er al eens vrede was, in Megiddo, Chatzor of Yericho om de vorderingen van de vestingwerken aldaar te inspecteren, of anders op weg naar iemand van belàng? In het begin bleef ik gehoorzaam thuis, ik was zó jòng, ik was verwàrd want al- hoewel ik nergens anders wilde zijn dan bij mijn man, tròk mijn hàrt naar mijn Váder ÈN mijn gebóórtestad.
Ik zòng:
'TYRUS, ik weet:
volmaakt schoon ben jij.
Midden in zee ligt jouw gebied,
je bouwmeesters maakten jou van een volkomen schoonheid.
Alle zeeschepen met hun bemanning liggen binnen in je
om jouw koopwaar te ruilen.
Je koning is volmaakt van gestalte,
VÒL van wijsheid, vòlkómen schóón.
In Eden is hij, GODS Hòf;
Allerhande edelgesteente overdekt hem.
O Tyrus, ik weet:
volgeladen & zwaar bevracht lig je
midden in de zee.
Op wijde wateren brengen je
jouw roeiers,
talrijke kusteilanden zijn afzetgebied voor je roodpurper,
nooit zal ik jou weerzien.'