30645gkbvo4144b samen met Ritspah waakte ik.......
OVER DE ZEVEN DODEN
TOT HET VLEES VAN HUN BOTTEN GEVALLEN WAS
EN TIJDENS DE REGENS IN DE HERFST DOOR DE BERG WAS OPGESLOKT.
DE VOGELS EN DE WILDE DIEREN KEERDEN ZICH ÀF VAN DE GERAAMTEN, DE KRAAIEN & DE GIEREN
ZOCHTEN ELDERS NAAR VRETEN, DE WOLVEN HUILDEN NIET MEER. DAAROM DAALDEN WE STROMPELEND
VAN UITPUTTING naar beneden tot aan de voet van de berg. Mijn lijfwacht was er niet meer. BENAYA was met zijn mannen
al lang geleden naar Yeroesjalayiem teruggekeerd omdat hij me had opgegeven? Hóe Dawied daarop reageerde weet ik niet!
We werden in Gibea opgevangen door gastvrije BENYAMINIETEN die ons net zolang onderdak boden en te eten gaven tot we
weer voldoende waren aangesterkt om aan onze reis naar Yeroesjalayiem te beginnen. Toen we ons aandienden bij Hèt Paléis,
werden we haast bijna onmiddellijk door de koning ontvangen. Hij omhelsde me en viel voor Ritspah op z'n knieën!
'VERGEEF ME!' jammerde hij. 'Het moest van Gòd!' Ik weet niet of deze opvatting van Gòds aard
de méést verachtelijke is die er bestaat, wellicht kàn ut nòg èrger, ik weet het niet,
maar ik weet zeker dat Ritspah & Ìk op dàt moment geen gedachte KÒNDEN
bedenken die nòg minderwaardiger was dan deze! We keken elkaar
slechts vluchtig aan, want één blik was voldoende
om te weten dat we geen van beiden
thuishoorden in een wereld
die moordt in
naam van
Gòd...
Asih, man, 80 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende