GEBLÉVEN ÈN RÓEPT DAT ISRAËL HÈM TOT KÓNING GAAT UITROEPEN OMDAT HET VÒLK
HET HUIS VAN SJAOEL TERÙG WÌL ZÍEN ÒP DÉ TRÓÓN!' ÌK VÒND dìt wel dé ònwaarschijnlijkste beschuldiging
die ik óóit gehóórd hàd? ÌK kòn ut niet láten: ik giechelde er op los als un meisje dat voor ut éérst un schunnige
mòp hoort! Maar ik slikte m'n lach snel ìn toen David me wóest áánkeek met de blik van 'n man die behèkst wordt
door zijn àngst? Ik wìst níet dàt zíjn vréés voor 't huis van Sjaoel nog zó dìep zat, óók nú, nu hij méér had te vrezen
van z'n éigen ZÓÓN dàn van de kruipende zoon van z'n geliefde Yonatan! 'Dàn is àl ut bezit van Mefibosjet voortaan
van jóu,' zei Dawied! Siba viel op z'n knieën en stamelde: 'Ik dànk mijn heer en mijn koning nederig dat hij zo goed
voor mij is!' Ik kon hem wel sláán omdat hij de koning zó geméén bedrógen had, maar ik hield me ìn omdat 't níet
het JÚISTE moment was om Dawiedewiedewied op z'n dwáásheid te wijzen!? Mijn arme man was op hòl geslagen
als 'n mishandeld paard & wist niet hóe híj zíjn verwàrde dràf op orde kon krijgen. Ik mìste Chusai, want er was nú
níemand meer i/d buurt die de koning raad kon geven behalve ik, maar een vrouw wordt tot op heden níet geàcht
om echt verstand te hebben van 'staats-zaken'. Ik zwéég dus, maar bij de volgende gebeurtenis greep mijn
wanhoop me zó bij de kéél dat ik DÀCHT dat ik stìkken zou?!
Toen we bij Bachoerim aangekomen waren, 'n
plaatsje vlakbij Yeroesjalayim, maar al wèl gelegen òp Benjamitisch grondgebied, kwam ons 'n Ènge Màn tegemoet-
rennen. Ut was 'n gillende BENJAMINIET die waarschijnlijklijk z'n leven lang 't koningshuis van David geháát had
en nú zíjn KÀNS schóónzag?! Vloekend & tierend kwam hij aangelopen ÈN bekógelde de kóning met sténen!
Zonder succes overigens! 'MÁÁK DÀT JE WÈGKOMT VUILE MOORDENAAR!' zo schreeuwde hij! 'STUK ONGELUK!
JIJ DIE DE TROON VAN SJAOEL GESTÓLEN HEBT, VAN ONZE KONING SJAOEL! GÒD WRÉÉKT SJAOEL,
DIE JIJ DOOR DE FILISTIJNEN HEBT LATEN ÀFMAKEN & GEEFT DE TROON AAN DIE MALLE ZOON VAN JE!
DAT ÌS NU JÓUW VERDIENDE LOON MOORDENAAR DIE JE BENT!' Ik schrijf de vuile woorden op om
te laten horen hóe vèr het met David GEKÓMEN wàs! Het was op zichzelf niet vreemd dàt sommige
Benjaminieten hèm niet mòchten, maar het was vreemd dat ze nu helemaal niet meer
bang voor hèm waren...
