HET
IS VEEL
TE EENVOUDIG OM
VAN ZULKE VERWACHTINGEN TE
ZEGGEN DAT ZE ÀLLÉÉN MAAR GEFRUSTREERD ZIJN
& op teleurstelling uitgelopen zijn? Dàt ÌS níet ònjúist, zéker niet!
Maar tegelijkertijd is wáár, dàt elke teleurstelling die hóóp dus ook zó nu nog steeds
níet geheel doofde maar eerder vernieuwde èn verhévigde? Dé HÓPE, 't hópen, wìl níet stèrven,
maar (ÒP)LÉVEN, LÉVEN tégen de verdrukking ìn! Want wie de hoop opgeeft, geeft alles op! En natuurlijk
blijft ook 't deelgelijk van AS: terecht heeft hij, mèt 'n SP2, de LÍEFDE 'de meeste' geacht; hoop móet gedragen worden
door liefde. Dat was bij YÈSJ óók zó: híj hóópt op de spoedige kòmst van HÈT Ríjk G ds 'vanuit de hémel & binnenìn ons' omdàt
hij die scharen bemìnt, met ontferming over hèn bewógen ìs & 'de kinderen' tot zich wìl láten kómen?! Maar wie liefheeft kàn de hoop dat ooit liefde wìnnen zàl niet òpgeven! Van daaruit bezweert hij de 'aloude' woorden & dàt "ÌS ÙT WÀT" zíjn grote & diepe verlangen naar dit 'hemels G dsrijk' áángééft, zodat hij 't "MORGEN" al zíet òpkomen ... SP2 heeft daar ook heel mooi over geschreven in z'n romeinenbrief (8:24)! HÓÓP is dus voor hem als 'n zwaar wèrk: géén optimisme, dat zaken zo licht mogelijk opneemt &
herhaaldelijk zegt: KOMT WEL GOED!? Néé, àlle tékenen wíjzen erop dat 't juist niet 'goedkomt'! Er werd vaak van
enige vervulling helemaal níets gezíen: de schèpping is in barensnood èn zùcht èn stéunt. Je hoopt vlg. SP2 níet
op wat je zíet! Hóe zóu dàt ook kùnnen? Dàn HÓEFT je niet langer nog meer te hópen? Wèl wìl je zíen & liefst
wel zo spoedig mogelijk, van zèlfsprékend: natúúrlijk! Want die hópe bràndt vàn verlàngen òm ópenbáár
te wòrden. Hópend op wat je nog niet zíet, verwàcht je het,
zegt SP2, mèt VÒLHÀRDING,
met 'hypomonè'!
'Hypomonè'
is letterlijk 'eronder blijven',
HÈT verstóuwen èn verzètten, 't 'Níet Òpgeven'
maar juist blijven dóórzetten, gedùldig zijn werk dóen,
maar níet zònder pijn & móeite: 'ertegenaangaan' ... Dàt wòrdt van
een hópend mènsch gevraagd! Je Màg UT níet òpgeven. Vlg. SP2 in ROM 5:4
kòmt díe hópe vóórt uit de beproefdheid, juist dus ÚIT 't niet-zíen, van ÚIT dé bepróeving,
ÚIT de teleurstelling. Díe hóóp máákt nóóit bescháámd: zíj gáát dóór tégen àlles ìn! Hoop verloren
àl verloren! Of in de woorden van Willem de Zwijger "POTIUS DEFICERE QUAM DESPERARE" ~ 'liever bezwijken
dan wànhopen'! Dàt kòmt omdat Váder- & moederlijke liefde nooit in haar eigen ondergang kàn gelóven: zíj zàl wìnnen,
uiteindelijk (je maintiendrai/ik zàl handhaven): 't meest blíjft àltíjd de liefde, de ontferming over 'de schare'! Àltijd wéér lìcht
díe hópe (HATIQWA) òp als we liefhebben, want het kàn toch niet altijd alles allemaal tevergeefs zijn? YESJ is vanuit èn mèt zijn hópe op zijn liefde zèlfs de 'godverlatenheid' ingegaan! Heeft geroepen: mijn g d, mijn g d, waarom verlaat jij mij & laat me hier alleen achter aan dit heidens martelkruis in MAT 27:46? Hij bezegelde met zijn dood zijn liefde èn móest díe hóóp bijna óók òpgeven,
want hij gìng ten ònder! De evangelische getuigen: G d hééft tòch JÁ tégen hèm gezegd; híj ìs opgewekt van tussen die
dóden vandáán? Èn z'n discipelen/leerlingen/apostelen/getuigen zíjn áángedáán mèt hun oude èn nieuwe hoop! Zij
hebben hùn teleurstellingen óverwònnen èn zíjn mèt vòlhàrding dóórgegaan! Dat zegt wat, ook voor déze huidige
myDidag! Zó kunnen we 't Wóórd van Yesj begrijpen: zóek ÉÉRST 't Hemelrijk G ds, zóek de gerechtigheid
ervan & de rèst wòrdt ook jóu tóegeworpen! Dat moet je geloven? 't Is àls de man die de volgende dag
voor 't vuurpeloton komen móest èn de nàcht tevóren ìn zijn celmuur kraste: "GERECHTIGHEID
ZÀL WEDERKEREN!" ('Celdroom', gedicht van Henk van Randwijk). Zó onbezorgd
vertrouwend moeten we vasthouden aan de hoop, die ons wordt ingegeven
door de liefde van de "Gezàlfde"! In de schoot
geworpen tot nieuw leven. Van zijn vader
& moeder weet Mòr niet beter
dan dàt ze daarin geloofden
ondanks alles in Erika,
Vledder, Eilat &
Petra/Rabbat
Ammon.