10fo59b in hfdst. 12 staat 't derde gedicht, dat ~
IN
BEELDEN UIT
DE NATUUR EN
HET DAGELIJKS LEVEN
beschrijft hoe de ouderdom
met gebreken komt èn hóe díe gebréken
voor ons dé voortekenen zijn van de dóód?
Daarom ook worden jonge mensen opgeroepen om vooral
te genieten van hun jeugd, maar ook ernst te maken met het leven
in het besef dat het door 'g d' gegeven is: "GEDÈNK JOUW SCHÈPPER ÌN JE JÉUGD!"
De poëzie, waarin al deze ouderdomskwalen gegoten zijn, is niet altijd even gemakkelijk te bevatten,
en gaat bijvoorbeeld over 'n verminderd gezichtsvermogen (12:2) "VOORDAT DE ZON VERDUISTERT,
DE STERREN & DE MAAN NIET LANGER STRALEN, DE LUCHT OOK NÁ DE REGEN GRAUW VAN WÒLKEN WORDT!"
't Vervàl van krachten, 't stijver & krommer worden van de ledematen, 't uitvallen van tanden & kiezen &
het verfletsen van de ogen - 'zij die uit de vensters staren', wordt met treffende metaforen uitgebeeld.
'Wachters' staan voor de reeds oud-geworden benen & 'soldaten' voor de rechte ruggen, terwijl
tanden & kiezen plastisch 'maalsters' genoemd worden (12:3) "DE DAG WAAROP DE WACHTERS TRILLEND
VOOR HET HUIS STAAN, DE SOLDATEN KROMGEBOGEN VOORTGAAN, DE MAALSTERS VERDWIJNEN LANGZAAMAAN,
DE VROUWEN UIT HET VENSTER STAREN & EEN SCHADUW LIJKEN!" Zó gaat ook 't gehoor achteruit, tot doof toe,
waardoor een steeds groter isolement ontstaat (12:4) "WANNEER
DE DEUREN NAAR DE STRAAT GESLOTEN WORDEN, DE MOLEN
GEEN GELUID MEER MAAKT,
HET FLUITEN VAN
DE VOGELS
WORDT IJL
ALS HUN
LIED
versterft
...
Asih, man, 80 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende