... vind ik, misschien een beetje klungelig geformuleerd.
Raadselachtigheden voor, achter, links, rechts, onder en boven mij.
Zoals ieder menselijk wezen heb ook ik moeilijke tijden doorgemaakt. Al op jonge leeftijd voelde ik me op sommige momenten niet in staat het leed alleen te dragen en zocht steun bij mensen die ik vertrouwde. Ik stelde mij kwetsbaar op door open te zijn over wat ik voelde, soms zelfs door mijn emoties niet te onderdrukken. Als het ware legde ik mijn hele hebben en houden in handen van de persoon die ik in vertrouwen nam. Wat er echter bijna alle keren dat ik eerlijk en mezelf was in het bijzijn van voor mij dierbare mensen gebeurde was voor mij nauwelijks te bevatten. Er werd met mijn openhartigheid omgesprongen alsof het niets waard was. Mij werd het gevoel toegespeeld dat ik wel heel onnozel moest zijn om zulke informatie met iemand te delen en dat het mijn verdiende loon was dat de gegevens tegen me gebruikt gingen worden door hen. Mijn droefenis werd zelfs tegenover derden belachelijk gemaakt.
Na meerdere malen op mijn hart getrapt te zijn door personen waarvan ik dacht dat ze van mij hielden, ben ik ermee opgehouden om mij bloot te geven aan ze. Uit mijn leven had ik ze moeten werken, maar als klittenband bleven ze mij pakken op de verkregen inzichten in mij persoonlijk. Ik voelde me al op jonge leeftijd diep gegriefd. Er zat niets anders op voor me om mijn talenten te benutten in het bijzonder toneel spelen. Ik ben gezegend met vele talenten, maar ervan genieten was er maar al te vaak niet bij. Ik had ze nodig om me te verdedigen, ze werden mijn wapens. Ik dreigde op die manier mezelf te verliezen, maar dat was ik niet van plan. Als ik alleen was liet ik voorzichtig mijn schild zakken en ging op in muziek, de manier voor me om echt tot mezelf te komen. Ik onthield wat ik ervoer en dat maakte mij sterk.
De mensen die ik ooit volledig vertrouwden, werden voor mij niets meer dan sukkels die het nodig hadden om te smullen van andermans ellende om zichzelf goed te voelen. Wat ik had kunnen doen was ze koekje van eigen deeg te geven en daarvan op mijn beurt te genieten, als het ware het spelletjes mee te spelen. Dat deed ik niet. Ik voelde in plaats daarvan oprecht hartzeer bij het aanhoren van hun neerbuigende woorden niet alleen over mij, maar over een ieder die mikpunt werd van hun afgunst, want dat was het.
Vanwege mijn acteerwerk kreeg ik de naam een oneerlijke meid te zijn die niet te vertrouwen was. Ik heb geen moeite genomen om daarvan af te komen. Ik vond het mijn energie niet waard. Genieten kon ik niet meer van het dagelijks leven. Enkel in afzondering voelde ik me niet opgejaagd. Op 21 jarige leeftijd kwam ik tot de conclusie dat het ontbreken van geborgenheid in het openbare leven niet meer leefbaar was. Ik zette op een rijtje wat ik merkte aan mezelf wat erop wees dat ik niet gelukkig was. Als soort van bevestiging las ik bij toeval een artikel over een jonge vrouw met vergelijkbare klachten. De verzamelnaam ervan was depressiviteit. Ik voelde me opgelucht dat ik wist wat ik eraan kon doen en dat was de huisarts inschakelen. Ik verwachtte met deze stap richting het grote geluk te gaan. Ik dacht dat ik er wel van zou genezen, net zoals dat het geval is met een lichamelijk mankement.
Ik had er geen idee van op dat moment dat dit het begin was van een levenslang gevecht tegen dezelfde soort mensen die dubbel en dwars een goed gevoel ervaren bij het aanzien van andermans leed. Want het hebben van gevoelsmatige conflicten in je innerlijk enerzijds en je buitenkant anderzijds, een noodzakelijk aangeleerd schild, is reden om buiten de samenleving gemanoeuvreerd te worden, omdat het wordt gezien als iets zieks of iets geks. Genezing ervan zou een wonder zijn, dus niet mogelijk. Ik kreeg door de jaren heen te maken met nietige schepsels (geleerden) die vanwege mijn 'gestoordheid' zich bevoegd voelden om mijn toekomst te voorspellen.
Tot op de dag van vandaag wordt mijn (nu verborgen) open persoonlijkheid gezien als een ernstig ziektebeeld, beschreven in de DSM IV en een excuus om gemeden te worden en om niet geloofd te worden.