Waar start ik?

Het allereerste startpunt vind ik in de Bijbel. Psalm 104, 103, 117, 145 en Kolossenzen 1:15-23. HSV. En waarom begin ik daar? Ik begin daar omdat daar de bron van alle dankbaarheid beschreven staat.



Gods glorie in de schepping

1 Loof de HEERE, mijn ziel. HEERE, mijn God, U bent zeer groot, U bent met majesteit en glorie bekleed.

2 Hij hult Zich in het licht als in een mantel, Hij spant de hemel uit als een tentkleed.

3 Hij maakt de zoldering van Zijn hemelzalen op de wateren, maakt van de wolken Zijn wagen,
wandelt op de vleugels van de wind.

4 Hij maakt Zijn engelen tot hulpvaardige geesten, Zijn dienaren tot vlammend vuur.

5 Hij heeft de aarde gegrondvest op zijn fundamenten, die zal voor eeuwig en altijd niet wankelen.

6 U had hem met de watervloed als met een gewaad bedekt, het water stond tot boven de bergen.

7 Door Uw bestraffing vluchtten ze, ze haastten zich weg voor het geluid van Uw donder.

8 De bergen rezen op, de dalen daalden neer op de plaats die U ervoor bestemd had.

9 U hebt een grens gesteld, die ze niet zullen overgaan, ze zullen de aarde nooit meer bedekken.

10 Hij wijst de bronnen hun loop (- Letterlijk: Die de bronnen zendt) naar de dalen, zodat ze tussen de
bergen door stromen.

11 Ze geven alle dieren van het veld te drinken, de wilde ezels lessen er hun dorst.

12 Daarbij wonen de vogels in de lucht, hun stem klinkt tussen de takken.

13 Hij bevochtigt de bergen vanuit Zijn hemelzalen, de aarde wordt verzadigd door de vrucht van Uw werken.

14 Hij doet het gras groeien voor de dieren, het gewas ten dienste van de mens. Hij brengt voedsel uit de
aarde voort:

15 wijn, die het hart van de sterveling verblijdt, olie, die zijn gezicht doet glanzen, en brood, dat het hart van
de sterveling versterkt.

16 De bomen van de HEERE worden verzadigd, de ceders van de Libanon, die Hij geplant heeft.

17 Daar nestelen de vogeltjes, de cipressen zijn het huis voor de ooievaar.

18 De hoge bergen zijn voor de steenbokken, de rotsen zijn een toevluchtsoord voor de klipdassen.

19 Hij heeft de maan gemaakt voor de vaste tijden, de zon weet wanneer hij ondergaat.

20 U brengt de duisternis teweeg en het wordt nacht; daarin gaan alle dieren in het woud naar buiten.

21 De jonge leeuwen brullen om een prooi en verlangen van God hun voedsel.

22 Wanneer de zon opgaat, trekken ze zich terug en leggen zich neer in hun holen.

23 De mens gaat dan op weg naar zijn werk, naar zijn dienstwerk, tot de avond toe.

24 Hoe groot zijn Uw werken, HEERE, U hebt alles met wijsheid gemaakt, de aarde is vol van Uw
rijkdommen. (Letterlijk: Uw bezittingen)

25 Daar ligt de zee, groot en wijd uitgestrekt; daar leeft krioelend gedierte, niet te tellen,
kleine dieren en grote.

26 Daar varen de schepen, daar gaat de Leviathan, die U gevormd hebt om hem erin te laten spelen.

27 Zij allen wachten op U, dat U hun voedsel geeft op zijn tijd.

28 Geeft U het hun, zij verzamelen het, doet U Uw hand open, zij worden met het goede verzadigd.

29 Verbergt U Uw aangezicht, zij worden door schrik overmand, neemt U hun adem weg, zij geven de geest
en keren terug tot hun stof.

30 Zendt U Uw Geest uit, dan worden zij geschapen en vernieuwt U het gelaat van de aardbodem.

31 De heerlijkheid van de HEERE zij voor eeuwig, laat de HEERE Zich verblijden in Zijn werken.

32 Aanschouwt Hij de aarde, dan beeft hij, raakt Hij de bergen aan, dan roken zij.

33 Ik zal voor de HEERE zingen in mijn leven, ik zal voor mijn God psalmen zingen, mijn leven lang.

34 Mijn overdenking van Hem zal aangenaam zijn, ík zal mij in de HEERE verblijden.

35 De zondaars zullen van de aarde verdwijnen, de goddelozen zullen er niet meer zijn.

Loof de HEERE, mijn ziel!

Halleluja!






Loflied op Gods genade.


1 Een psalm van David.

Loof de HEERE, mijn ziel, en al wat in mij is, Zijn heilige Naam.

2 Loof de HEERE, mijn ziel, en vergeet niet een van Zijn weldaden.

3 Die al uw ongerechtigheid vergeeft, Die al uw ziekten geneest,

4 Die uw leven verlost van het verderf, Die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid,

5 Die uw mond (Letterlijk: uw sieraad) verzadigt met het goede, uw jeugd vernieuwt als die van een arend.

6 De HEERE doet rechtvaardige daden en recht aan alle onderdrukten.

7 Hij heeft aan Mozes Zijn wegen bekendgemaakt, aan de nakomelingen van Israël Zijn daden.

8 Barmhartig en genadig is de HEERE, geduldig en rijk aan goedertierenheid.

9 Hij zal niet voor altijd ter verantwoording roepen, niet voor eeuwig handhaaft Hij Zijn toorn.

10 Hij doet ons niet naar onze zonde en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden.

11 Want zo hoog de hemel is boven de aarde, zo is Zijn goedertierenheid machtig over wie Hem vrezen.

12 Zo ver het oosten is van het westen, zo ver heeft Hij onze overtredingen van ons gedaan.

13 Zoals een vader zich ontfermt over zijn kinderen, zo ontfermt de HEERE Zich over wie Hem vrezen.

14 Want Híj weet wat voor maaksel wij zijn en blijft bedenken dat wij stof zijn.

15 zijn dagen zijn als het gras, als een bloem op het veld, zo bloeit hij.

16 Wanneer de wind erover is gegaan, is hij er niet meer en zijn plaats kent hem niet meer.

17 Maar de goedertierenheid van de HEERE is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over wie Hem vrezen.
Zijn gerechtigheid is voor de kinderen van hun kinderen,

18 voor wie Zijn verbond in acht nemen en aan Zijn bevelen denken om ze te doen.

19 De HEERE heeft Zijn troon in de hemel gevestigd, Zijn Koninkrijk heerst over alles.

20 Loof de HEERE, u, Zijn engelen, sterke helden, die Zijn woord uitvoeren, gehoorzaam aan het woord dat
Hij spreekt. Letterlijk: de stem van Zijn woord.

21 Loof de HEERE, al Zijn legermachten, dienaren van Hem, die Zijn welbehagen doen.

22 Loof de HEERE, al Zijn werken, op alle plaatsen van Zijn heerschappij.

Loof de HEERE, mijn ziel!





Psalm 117

Alle volken, loof de HEERE!

1 Loof de HEERE, alle heidenvolken; prijs Hem, alle natiën.
2 Want Zijn goedertierenheid is machtig over ons; de trouw van de HEERE is voor eeuwig.

Halleluja!



Psalm 145

Loflied op de grootheid en goedheid van de HEERE

1 Een lofzang van David. Mijn God en Koning, ik zal U roemen en Uw Naam loven, voor eeuwig en altijd.

2 Iedere dag zal ik U loven en Uw Naam prijzen, voor eeuwig en altijd.

3 De HEERE is groot en zeer te prijzen, Zijn grootheid is niet te doorgronden.

4 Generatie op generatie zal Uw werken roemen, zij zullen Uw machtige daden verkondigen.

5 Ik zal spreken van de heerlijke glorie van Uw majesteit, en van Uw wonderlijke daden.

6 Zij zullen de kracht van Uw ontzagwekkende daden in herinnering roepen; Uw grootheid, die zal ik
vertellen.

7 Zij zullen de mond doen overvloeien van de gedachtenis aan Uw grote goedheid, en vrolijk zingen van Uw
gerechtigheid:
8 Genadig en barmhartig is de HEERE, geduldig en groot aan goedertierenheid.

9 De HEERE is voor allen goed, Zijn barmhartigheid rust op al Zijn werken.

10 Al Uw werken zullen U loven, HEERE; Uw gunstelingen zullen U danken.

11 Zij zullen de heerlijkheid van Uw Koninkrijk in herinnering roepen
en van Uw macht spreken,

12 om de mensenkinderen Zijn machtige daden bekend te maken,
de glorierijke heerlijkheid van Zijn Koninkrijk.

13 Uw Koninkrijk is een Koninkrijk van alle eeuwen, Uw heerschappij omvat alle generaties. ( Letterlijk: in
elke generatie en generatie.)

14 De HEERE ondersteunt allen die vallen, Hij richt alle gebogenen op.

15 De ogen van allen wachten op U, U geeft hun hun voedsel op zijn tijd.

16 U doet Uw hand open en verzadigt al wat leeft, naar Uw welbehagen.

17 De HEERE is rechtvaardig in al Zijn wegen, goedertieren in al Zijn werken.

18 De HEERE is allen nabij die Hem aanroepen, allen die Hem in waarheid aanroepen.

19 Hij vervult het verlangen van wie Hem vrezen, Hij hoort hun hulpgeroep en verlost hen.

20 De HEERE bewaart allen die Hem liefhebben, maar alle goddelozen vaagt Hij weg.

21 Mijn mond zal van de lof van de HEERE spreken, alle vlees zal Zijn heilige Naam loven,

voor eeuwig en altijd.




Kolossenzen 1: 12-23: De voorrang van christus.

12 Daarbij danken wij de Vader, Die ons bekwaam heeft gemaakt om deel te hebben aan de erfenis van de heiligen in het
licht.

13 Hij heeft ons getrokken uit de macht van de duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde.

14 In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de zonden.

15 Hij is het Beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping.

16 Want door Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar
zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn door Hem en voor Hem geschapen.

17 En Hij is vóór alle dingen, en alle dingen bestaan tezamen door Hem.

18 En Hij is het hoofd van het lichaam, namelijk van de gemeente, Hij, Die het begin is, de Eerstgeborene uit de doden,
opdat Hij in allen de Eerste zou zijn.

19 Want het heeft de Vader behaagd dat in Hem heel de volheid wonen zou,

20 en dat Hij door Hem alle dingen met Zichzelf verzoenen zou, door vrede te maken door het bloed van Zijn kruis, ja door
Hem, zowel de dingen die op de aarde zijn als de dingen die in de hemelen zijn.

21 En Hij heeft u, die voorheen vervreemd was en vijandig gezind, zoals bleek uit uw slechte daden, nu ook verzoend,

22 in het lichaam van Zijn vlees, door de dood, om u heilig en smetteloos en onberispelijk voor Zich te plaatsen,

23 als u tenminste in het geloof blijft, gefundeerd en vast, en u niet laat afbrengen van de hoop van het Evangelie, dat u gehoord hebt, .....
02 dec 2019 - bewerkt op 08 dec 2019 - meld ongepast verhaal
Weet je zeker dat je dit verhaal wilt rapporteren? Ja | Nee
Profielfoto van Thankful
Thankful, vrouw, 49 jaar
   
Log in om een reactie te plaatsen.   vorige volgende